top of page

Taal

Op deze pagina vind je de doelen die centraal staan bij de methode Taalactief versie 4 voor groep 4. De doelen zijn; werkwoord herkennen, bijvoeglijk naamwoord herkennen, leesteken:de punt, verkleinwoorden maken en de woordparachute

Taal - Werkwoord

In groep 4 leren kinderen de eerste beginselen van woordsoorten te benoemen. Zo hebben ze in het eerste thema de zelfstandige naamwoorden gehad en de lidwoorden. In thema 2 komt het werkwoord erbij. 

Taal - Werkwoord

Om werkwoorden te kiezen heb ik de ijscostokjes en jenga blokjes ook gebruikt. Daarop schrijf ik verschillende werkwoorden die we gaan oefenen. Ik kies één van de ijscostokjes en de kinderen bedenken een zin met dat werkwoord. 

Met jenga blokjes kunnen kinderen eerst een toren bouwen zoals bij het spel. Dan halen ze om de beurt een blokje uit de toren en schrijven het werkwoord op. 

Taal - Werkwoord

Ik kwam deze kaartjes tegen op pinterest. De kaartjes heb ik gelamineerd en in een bakje gestopt. de kinderen halen om de beurt een kaartje uit het bakje. De andere kinderen bedenken een zin met dat werkwoord. Dit kan gewoon in hun schrift maar ik heb ze ook een keer de zinnen laten schrijven op strookjes papier. Vervolgens heb ik de zinnen op het bord nageschreven en moesten de kinderen op zoek naar het werkwoord in de zin. Zo heb je wat meer variatie dan altijd de lesjes te maken uit het boek. 

Bij deze kaartjes kun je ook al de werkwoord rijtjes laten maken van:

ik 

hij/zij

wij

Zo oefenen de kinderen alvast met de werkwoordspelling. 

Taal - Werkwoord

In de klas maak ik ook af en toe gebruik van de beebot. Ik heb de doorzichtige map erbij. Daar leg ik verschillende werkwoorden onder. De kinderen wijzen voor elkaar een werkwoord aan waar ze naartoe moeten programmeren. Je kunt er ook kaarten bij maken welke woorden ze moeten aantikken met de beebot. 

Taal - Werkwoord

Net als bij het zelfstandig naamwoord gebruik bij werkwoorden oefenen ook vaak de kaartjes van 1001 verhalen. Hier hbe je ook een categorie werkwoorden waarmee kinderen zinnen kunnen maken. 

Taal - Bijvoeglijk naamwoord

In groep 4 staat het bijvoeglijk naamwoord centraal. 

Taal - Bijvoeglijk naamwoord

Ik zag deze rups voorbij komen. Dit is een leuke introductie van het bijvoeglijk naamwoord. Je schrijft op een lijfje van de rups van elke leerling een bijvoeglijk naamwoord op. Zo heb je een leuke start en kun je kinderen direct uitleggen dat een bijvoeglijk naamwoord iets zegt over de persoon. 

Taal - Bijvoeglijk naamwoord

Laat kinderen en monster knutselen. Benadruk wel dat elk monster er anders uit moet zien. Ze schrijven bijvoorbeeld eronder het rode monster. 

Taal - Leesteken: de punt

In groep 4 leren kinderen dat aan het eind van de zin een punt geschreven moet worden. Ik merk dat veel kinderen dit tijdens de les goed doen maar als ze zelf gaan schrijven bij een stellen dat ze de punten dan ineens vergeten. Zinvol om er dan extra aandacht aan te besteden. 

Taal - leesteken: de punt

De coöperatieve werkvorm: zoek de valse is goed te gebruiken bij dit doel. Schrijf drie maal de zin op het bord waarvan 1 zin fout is geschreven met betrekking tot de punt. 

Je kunt de vorm ook omdraaien van zoek de goede. Dan schrijf je drie maal de zin op waarvan 1 keer met het leesteken goed. 

Je laat de kinderen in tweetallen met elkaar in gesprek gaan welke antwoord goed is.  

Taal - leesteken: de punt

Laat kinderen zinnen opschrijven op een strookje met bijvoorbeeld de spellingswoorden die centraal staan. Vervolgens schrijf je de zinnen na op het bord. Er zullen vaak wle kinderen zijn die ene punt vergeten. Dit kun je dan bespreken waarom er een punt achteraan moet.

Taal - Verkleinwoorden

Een verkleinwoord aanleren vind ik één van de leukste lessen. Ik maak altijd de vergelijking met een kabouter en een reus. Dit is voor kinderen goed voor te stellen dat een kabouter kleine meubels heeft terwijl een reus grote meubels heeft. Zo zei een leerling afgelopen jaar dat bij de reus vergrootwoorden horen en verkleinwoorden bij kabouters. Kinderenlogica blijft toch altijd leuk!

Taal - Verkleinwoorden

Je hebt verschillende sites waarop werkbladen staan die je zo kunt gebruiken om extra te oefenen. 

Taal - Verkleinwoorden

Je legt drie hoepels in het lokaal. Je geeft elk kind enkele kaartjes met verkleinwoorden erop. De leerlingen leggen de woordkaartjes in de goede hoepel. 

Om het moeilijker te maken kun je ook de gewone woorden geven, dat kinderen er in hun hoofd zelf een verklein woord van moeten maken en deze in de goede hoepel moeten leggen. 

Taal - Verkleinwoorden

Ik heb van dobbelstenen verkleinwoorden dobbelstenen gemaakt. Ik heb op elke kant -tje, -pje, -je gezet. Kinderen moeten een woord bedenken met de regel als ze de dobbelsteen gooien. 

Taal - Verkleinwoorden

Je geeft de kinderen een tekst waarbij ze elk gekleurd woord in een verkleinwoord moeten veranderen. 

Taal - Verkleinwoorden

Je laat kinderen een woordkast maken met  drie luiken of een woordparachute. Bij elke vorm van verkleinwoord moeten leerlingen één voorbeeldwoord opschrijven. Zo hebben ze hun eigen overzicht van verkleinwoorden.  

Taal - Woordparachute

Naast de woordspin leren de kinderen ook de woordparachute te gebruiken. 

Taal - Woordparachute

Je geeft kinderen een onderwerp wat ze bovenaan moeten schrijven. Vervolgens bedenken ze voorbeelden die bij dat onderwerp horen. 

Taal - Woordparachute

Er zijn heel veel voorbeelden te bedenken om een woordparachute te maken. Je kunt het verder uitwerken met plaatjes natuurlijk zodat kinderen die visueel zijn ingesteld, ook een goed beeld krijgen van een woordparachute. 

Taal - Woordparachute

Vaak laat je kinderen voorbeelden noemen bij een woordparachute. Laat kinderen ook eens proberen te raden wat er bovenaan de woordparachute met staan. Zo leren ze verbanden tussen woorden te herkennen en blijft het niet alleen bij voorbeelden te noemen. 

Taal - Werkwoord

Ook bij deze oefening heb ik een dobbelblad gevonden. Er staan 6 werkwoorden centraal. Gooi je een bepaald aantal dan moet je die oefening doen. Je kunt hiermee ook variëren dat ze er een zin mee moeten maken. 

bottom of page